www.vanhelvoirtgroenprojecten.nl maakt gebruik van cookies. Wij gebruiken cookies voor een betere gebruikerservaring en o.a. webstatistieken.

Ontdek de pracht van voorjaarsbloeiers

In de rijke geschiedenis van flora en fauna zijn er planten die niet alleen een belangrijke rol speelden in de natuurlijke omgeving, maar ook in de culturele en medische ontwikkelingen van vroegere tijden. In dit artikel nemen we je mee op een reis door het verleden en het heden, waarbij we vijf opvallende lentebloemen onder de loep nemen: Speenkruid (Ficaria verna), Klein hoefblad (Tussilago farfara), Sneeuwklokje (Galanthus nivalis), Hazelaar (Corylus avellana), en Sleedoorn (Prunus spinosa).
Speenkruid - Ficaria verna

“In onse tijden heeft men de wortelkens met de aenhangende horenkens begost te ghebruycken om de Speenen oft Aembeyen te genesen”, schreef de botanicus Rembert Dodoens in zijn wereldberoemde “Cruijdeboeck” uit 1554. Wie het 16e-eeuws Nederlands een beetje machtig is maakt uit deze tekst op waaraan speenkruid haar naam dankt. 

“Speen” was destijds een gangbare term voor aambeien. En dat was precies waartegen de wortels van de plant werden gebruikt. In veel moderne, natuurlijke geneesmiddelen zijn nog steeds wortel- en knolextracten van speenkruid verwerkt, om de wondhelende en samentrekkende eigenschappen. In de volksmond werd de plant ook wel aambeienkruid genoemd.

Over de bloeitijd zegt Dodoens: “Omtrent het beginsel van de Meert spruydt dit cruydt uyt den aerden; haest daernae bloeyt het”. De winters zijn nu wat zachter dan in de tijd van Dodoens. Inmiddels komt speenkruid regelmatig in februari al in bloei. Speenkruid is net als sneeuwklokje een goede indicator dat de lente in aantocht is. De Engelse dichter Wordsworth was zo gek van het “stralend snuitje” van deze plant (zo noemde hij de bloemen)” dat hij er drie gedichten aan weidden.

“…..There is a Flower, the lesser Celandine,
That shrinks, like many more, from cold and rain;
And the first moment that the sun may shine,
Bright as the sun himself, 't is out again!
When hailstones have been falling, swarm on swarm,
Or blasts the green field and the trees distrest,
Oft have I seen it muffled up from harm,
In close self-shelter, like a Thing at rest…..”

Vroeg in het jaar kunnen de bladeren van speenkruid worden gegeten. Net als bij diverse andere planten is het blad van speenkruid rijk aan vitamine C. Omdat speenkruid tot het eerste lentegroen behoorde, -en er dus weinig ander bladgroen beschikbaar was- werd het vroeger veel geconsumeerd om een tekort aan vitamine C te verhelpen. De Duitse naam voor speenkruid “Scharbockkraut (letterlijk: scheurbuikkruid)” verwijst nog naar dit gebruik. Het consumeren van grote hoeveelheden speenkruid kan overigens, met name na de bloei, leiden tot maag-, darm- en nierprikkelingen.  
Speenkruid
Klein hoefblad - Tussilago farfara

Klein hoefblad is een kleine vaste plant met een zeer karakteristieke groeiwijze. In het vroege voorjaar (vanaf februari) verschijnen geschubde stengels met aan het uiteinde een klein geel bloemhoofdje. ’s Nachts of bij donker weer sluiten de bloemhoofdjes zich. De stengels zijn bedekt met donzige, roodachtige schubben. De kenmerkende hoefvormige bladeren verschijnen pas wanneer de bloemen verwelken. De bladeren zijn aan de onderzijde bedekt met een kenmerkende dikke, zachte witte dons. Je treft klein hoefblad vaak in groepjes bij elkaar op ruderale, vochtige plaatsen, waar meestal een leemfractie in de bodem zit. 
 
De wetenschappelijke naam van klein hoefblad, Tussilago farfara geeft iets prijs over het vroegere gebruik van de plant. De geslachtsnaam Tussilago komt van het Latijnse tussis en agere, dat letterlijk ‘hoest’ en ‘verjagen’ betekent. Kruidkundigen gebruikten al sinds de oudheid de bladeren van klein hoefblad tegen hoest. Tot in de eerste helft van de 20e eeuw werd het lokaal nog hoestkruid genoemd, maar inmiddels is de toepassing en daarmee ook de streeknaam vergeten. De hoeststillende werking komt vooral door het verzachtende en opwekkende slijm in de plant. Vroeger maakten men van de plant zelfs sigaretten en tabak voor astmapatiënten. Ook thee van de plant kan een slijmoplossende en verzachtende werking hebben voor mensen met hoestklachten. 

Klein hoefblad heeft talloze volksnamen en dat geeft aan dat de plant vroeger veelvuldig werd gebruikt voor allerlei toepassingen. Veel van de volksnamen verwijzen naar de ongewone vorm van de stengel en het blad. Bekende streeknamen zijn bijvoorbeeld dokkebladeren, paardenhoef, stierenkruid, stinkblad en tabak. 
Hoefblad
Sneeuwklokje - Galanthus nivalis

Sneeuwklokje is een karakteristiek bolplantje dat ons het eerst het naderende voorjaar verkondigd. Het plantje spreekt bij veel mensen tot de verbeelding. Het feit dat sneeuwklokje de beginnende lente inluidt leidt bij velen tot een gevoel van geluk. Het is niet voor niets één van de eerste plantjes die kinderen leren herkennen.

De 19e-eeuws hoogleraar Oudemans schrijft in zijn flora uit 1862. “Het sneeuwklokje bloeit, terwijl de aarde nog onder een laag sneeuw bedolven ligt”. Destijds werd sneeuwklokje om die reden ook wel “naakt mannetje” genoemd. Men vond het plantje lijken op een mannetje dat naakt in de sneeuw stond.

De twee blauwgroene wortelbladen, de opgerichte stengel en de enkele welriekende witte bloem zijn kenmerkend voor sneeuwklokje. De bloem staat aanvankelijk rechtop en wordt beschermd door de bloeischede. Later hangt de bloem aan een buigzaam, licht beweeglijk steeltje naar beneden.

Door de houding van de bloem is de nectar en het stuifmeel tegen regen beschermd. Ondanks de vroege bloei (februari – april) worden de bloemen vrij druk bezocht door honingbijen, die zo vroeg in het jaar nog weinig andere bloemen kunnen vinden. Mieren en andere niet-vliegende insecten zijn, in tegenstelling tot de bijen, niet in staat om zich aan de glibberige, bewegende bloeistengel vast te klampen en zo de nectar te bereiken. De bijen daarentegen, houden zich onder aan de bloem vast en kunnen zich daardoor ongehinderd tegoed doen aan alle nectar en stuifmeel.  
Sneeuwklokje
Hazelaar - Corylus avellana

De hazelaar komt voor in bossen en kreupelbossen en vormt een grote uitstoelende heester die in een volwassen stadium net zo breed als hoog kan worden (vier à vijf meter). De heester bloeit soms al in januari, ruim voor het uitlopen van het blad. De hazelaar is in die periode makkelijk te verwarren met zwarte els, maar onderscheidt zich onder andere door de bloedrode stempels (bij vrouwelijke bloemen) die boven sommige knoppen uitsteken. Daarnaast zijn de jonge takken in tegenstelling tot die van een zwarte els met fijn dons bedekt. De mannelijke bloemen vormen tot vijf centimeter lange katjes. De hazelaar heeft een goede stuifmeelproductie en wordt bezocht door bijen. 

Iedereen kent de hazelaar waarschijnlijk om de vrucht, namelijk de hazelnoot. Sinds de uitvinding van de chocoladepasta in de jaren ’40 van de 20e eeuw, heeft de hazelnoot een hele nieuwe bestemming gekregen. Omdat cacao in de jaren na de Tweede Wereldoorlog schaars was werden hazelnoten gemixt met suiker. Er hoefde dan nog maar een kleine hoeveelheid van het kostbare cacao te worden toegevoegd om chocoladepasta te kunnen maken. Ook dieren maken dankbaar gebruik van de hazelnoten. De hazelnoten vormen in de winter een belangrijke voedselbron voor dieren zoals muizen, eekhoorns en diverse vogelsoorten. 

Ook voor de uitvinding van de chocoladepasta kende hazelaar al vele toepassingen. Struwelen van hazelaar werden vaak aangeplant dichtbij nederzettingen en dorpen. Bij de Grieken en Romeinen was de plant al in cultuur. De hazelnoten werden gegeten en het hout werd gebruikt voor allerlei toepassingen waaronder gereedschap. Oudemans geeft in zijn flora uit 1862 aan dat de jonge takken van hazelaar veelvuldig werden gebruikt als vishengel. Houtskool van de hazelaar werd gebruikt om mee te tekenen en schrijven, en later ook voor buskruit. Later werden de oliën van de hazelnoten ook toegepast in de verfindustrie en de cosmetische industrie. 

Van oudsher waren we gewend om de hazelaar om de zes à zeven jaar terug te snoeien. Op die manier ontwikkelde zich weer jong hout dat gebruikt kon worden voor gereedschap. Hoewel deze functie grotendeels is verdwenen wordt hazelaar vaak nog steeds in deze cyclus gesnoeid. Dat is eigenlijk jammer, want daarmee gaat de prachtige habitus van de struik verloren. Heb je een hazelaar die voldoende ruimte heeft? Probeer dan eens wat terughoudend te zijn met snoei. Je zult zien dat er een prachtige, imposante struik ontstaat met een echt veteranenkarakter. 

Takken van de cultivar Corylus avellana ‘Contorta’, beter bekend als de kronkelhazelaar worden sinds enkele decennia rond Pasen vaak in huis gezet als zogenaamde paastak. De kronkelige groei in combinatie met de katjes die op dat moment nog aan de twijgen hangen, geven de tak veel decoratieve waarde.
Hazelaar
Sleedoorn - Prunus spinosa

Sleedoorn is een rijkvertakte, sterk gedoornde heester uit de rozenfamilie Rosaceae. De kleine, witte naar amandelen geurende bloesem verschijnt in het voorjaar (vanaf maart-april) voordat de plant in blad komt. Je ziet in deze periode vanuit de auto, langs de weg vaak meterslange struwelen met sleedoorn in bloei staan. 
 
Vanaf augustus verschijnen er bessen aan de struik. Kunnen de bessen van een sleedoorn worden gegeten? Het antwoord is ja, maar de volksnamen ‘bekketrekker’ of ‘moelentrekker’ geven al aan dat het niet per se een goed idee is. De vruchten zijn namelijk enorm zuur en bitter. De Flora van Europa (1975) schrijft het treffend: “de bessen zijn zo wrang en bitter, dat na consumptie alles in de mondholte samentrekt”. Toch worden de bessen soms toegepast in jam of brandewijnen. De bessen worden dan vaak pas geoogst na de eerste nachtvorst, net als bij bijvoorbeeld mispels. De sleedoornbessen werden vroeger ook geweckt, met name op het Franse plattenland. Simpel gezegd werden de bessen onder gezouten water, bij kamertemperatuur bewaard in een pot. Als gevolg daarvan treedt net als bij zuurkool een melkzuurgisting in werking. Na drie weken konden de bessen worden gegeten. De wrange smaak was dan verdwenen en wat overbleef was een gezouten, lichtzure en aromatische vrucht die een beetje vergelijkbaar is met een olijf. 
 
Sleedoorn groeit in min of meer zonnige loofbossen, heggen en struwelen op verschillende bodemtypen, zelfs tot in de duinen. De plant vormt veel wortelspruiten waarmee ze zich in een rap tempo kan vermeerderen. Als gevolg van de grote concurrentiekracht ontstaan vaak omvangrijke struwelen met uitsluitend sleedoorn. Deze struwelen bieden aan vogels en andere dieren een zeer goede schuil- en nestgelegenheid.

Ook sleedoorn kende vroeger toepassingen in de kruidengeneeskunde. Afkooksels van de bloemen werden gebruikt als laxerend middel bij met name kinderen. Zowel de bloemen als de bladeren beschikken daarnaast over een krampstillende en ontstekingswerende werking. Extracten van bloemen en bladeren werden daarom gebruikt ter verzachting bij ontstekingen aan de keel, neus en oren.    
Sleedoorn
Salomonszegel - Polygonatum multiflorum

Salomonszegel: zowel de Nederlandse naam als de wetenschappelijke naam Polygonatum multiflorum is prachtig. De salomonszegel draagt de naam van de Bijbelse Hebreeuwse koning Salomon. Rondom de naamgeving van de plant hangt een prachtig mythisch verhaal over koning Salomon. De koning bouwde op magische wijze een tempel, zonder daarbij gereedschap te gebruiken. Hij gebruikte voor de bouw de magische wortelstok van een salomonszegel, die sterk genoeg was om rotsen te doen splijten. Als dank voor de hulp drukte Salomon zijn zegel in de wortelstok. Wortelstokken van salomonszegel hebben soms grote knopen die de vorm van een zegel hebben. Men was er vroeger van overtuigd dat wortelstokken met een dergelijk zegel magische krachten bezaten, waarmee je de duivel en demonen kon verjagen. 

Salomonszegel is een vaste plant met een vertakte wortelstok. Het loof sterft ’s winters bovengronds af, maar uit de wortelstok komen het jaar erna weer nieuwe spruiten tevoorschijn. De groeiwijze van salomonszegel is heel kenmerkend. De plant bestaat uit een ronde, naar één zijde gebogen stengel met daaraan talrijke, verspreidstaande eivormige bladeren. De bloemen verschijnen in mei met twee tot vijf bijeen in de bladoksels. Doordat de stengel naar één zijde hangt lijken de witte klokjes onder de plant te hangen. Na de bloei maken de bloemen plaats voor bessen. Deze bessen zijn giftig voor mensen maar vormen een belangrijke voedselbron voor vogels. 

Je vindt salomonszegel op beschaduwde plaatsen, op min of meer kalkhoudende grond zoals bijvoorbeeld in dennen- en beukenbossen, langs bospaden en onder struikgewas.
Ondanks de giftige bessen werden delen van de plant vroeger toch gebruikt in de kruidengeneeskunde. Extracten van de wortel werden vroeger gebruikt om kneuzingen en builen te genezen, open wonden te dichten en gebroken gewrichten aan elkaar te hechten. Hoewel de werking nooit wetenschappelijk is bewezen is deze reputatie van salomonszegel lang in stand gebleven. In delen van Engeland waren mensen zelfs zo overtuigd van de effectiviteit van het middel dat zij het in hun bier strooide of aan hun vee gaven, om botbreuken te voorkomen. 

De 16e-eeuws Italiaanse arts Mattioli vermeldt daarnaast nog dat de plant werd gebruikt als schoonheidsmiddel. Extracten van de plant werden gebruikt als gezichtslotion waarmee Italiaanse dames huidontsierende verschijnselen zoals schurft behandelden.   
Salamonszegel
Bibliografie
  • Bianchini, F. (1975). De plant in de geneeskunde. Helmond: Drukkerij/Uitgeverij Helmond b.v. tweede druk. 
  • Bonnier, G. (1921) Name this flower. Londen: J.M. Dent & Sons Limited. 
  • Debuigne, G. (2017) Geneeskrachtige planten- & kruidengids. Amsterdam: Nederlandse bewerking door New Book Collective. 
  • Dodoens, R. (1554) Cruydtboeck. Reproductie door Dr. A. Schierbeek, uit maart 1941. 
  • Heinsius, H.W. (1918) Handleiding bij het onderwijs in de plantkunde, deel I. Leiden: A.W. Sijthoff’s Uitgeverij. 
  • Oudemans, C.A.J.A. (1862) Natuurlijke historie van Nederland | De flora van Nederland, deel III. Haarlem: Gebroeders Van Asperen Van de Velde. 
  • Pahlow, M. (1980) Handboek van geneeskrachtige kruiden. Helmond: Uitgeverij Helmond. 
  • Thurzová, L. (1977) Elsevier gids van geneeskrachtige kruiden. B.V. Uitgeversmaatschappij Elsevier Focus. 
  • Triska, J. (1975). Flora van Europa. Amsterdam: Nederlandse bewerking door Meulenhoff Nederland.
  • West-Vlaanderen, de gedreven provincie (z.d.) Ontdek de kruiden in het Bulskampveld | Gewone salomonszegel. https://www.west-vlaanderen.be/gewone-salomonszegel-polygonatum-multiflorum. Geraadpleegd op 4 jan 2024. 
  • Wordsworth, William (1804) The Small Celandine.